Wat zijn Varens
Varens zijn heel oude planten. Ze komen al voor in meer dan vierhonderd miljoen jaar oude fossielen. Varens dragen geen bloemen. Ze planten zich dan ook niet voort met zaden, ontstaan door bevruchting met stuifmeel van stampers via bijen, kevers, vogels, wind of anderszins
Fossiele varens, foto's Hans Steur, zie Varenlinks - Paleobotanie - Fossiele planten.
Varens zijn sporenplanten, de nazaten van de eerste (sporen) planten die in de zeer vroege historie van het leven op aarde vanuit het water het land opkwamen.
Het kenmerk van sporenplanten is dat ze geen zaden maar sporen vormen. Uit de sporen groeit eerst een voorkiem (protallium), de gametofyt , waarop zich een mannelijk- en vrouwelijk voortplantingsorgaan bevinden. Onder gunstige omstandigheden kunnen zaadcellen van het mannelijke naar het vrouwelijk orgaan zwemmen om daar een eicel te bevruchten. Uit de bevruchte eicel ontwikkelt zich een nieuwe volwassen plant, de sporofyt.
Er zijn meerdere typen sporenplanten waarvan de varen er één is. Andere bekende sporenplanten zijn Mossen (Bryophyta), Wolfsklauwen (Lycopodiaceae) en Mosvarens (Selaginellales). Ook de Paardenstaarten (Equisetaceae) werden tot voor kort als een aparte familie gezien. Tegenwoordig, na de revolutie van de DNA-analyses en de daarop volgende herindeling van het plantenrijk, blijkt deze familie geheel op te gaan in de familie van de echte varens, de Pteropsida.
Mossen | Wolfsklauw | Selaginella | Equisitum |
Varens staan vooral bekend om het feit dat het nieuwe blad zich uitrolt en dat de bladeren vaak in een krans staan en daarmee een soort beker vormen. Ook de sporenhoopjes, de sori, aan de achterzijde worden herkend als een belangrijk kenmerk van varens.
Vele uitzonderingen op deze specifieke kenmerken zijn echter in de wereld van de varens voorhanden. Waarover later meer.
Varens zijn heel oud en hebben zich dan ook over de gehele wereld verspreid, van de poolcirkel tot aan de tropische oerwouden en alles wat daar tussen zit. Dus van de uiterste kou tot de grootste hitte en van de hoogste vochtigheid tot de zwaarste droogte. Van in het water tot op het water, van op de grond tot in de bomen.
Een enorme diversiteit aan vormen heeft zich daarbij ontwikkeld in vele geslachten en nog veel meer soorten. Inmiddels zijn naar schatting zo’n 40.000 soorten ontdekt en nog steeds worden nieuwe gevonden.
Varens zijn er in de bekende bekervormen zoals we die veelal in onze tuinen tegenkomen, maar er zijn er ook die met lange wortelstokken voortkruipen en af en toe een blad vormen. Ze staan in de aarde of in rotsen of muren, kruipen over en in de grond, kruipen over takken hoog in de bomen of slingeren zich als echte klimplanten vanaf de grond in die bomen.
Varens kunnen heel klein zijn, vanaf enkele millimeters, maar ook heel hoog, tot wel dertig meter hoog, en alles daar tussenin. Ze hebben bladeren (ook wel bladveren genoemd) van enkele millimeters tot wel acht meter lengte.
Varens staan bekend als groene planten, maar zijn soms ook rood of paars, geel of oranje.
Varens zijn sterke overlevers. Dat kan ook niet anders, als je het al meer dan vierhonderd miljoen jaar op de aarde volhoudt. Ze produceren miljoenen sporen per plant, die elk op zich in staat is uit te groeien tot weer een volwassen varen, die opnieuw miljoenen sporen kan produceren, die opnieuw… en zo verder. Gelukkig gebeurt dat niet, anders zou de aarde verstikt zijn door varens. Het grootste deel van de sporen gaat verloren, omdat ze niet op de goede plek terecht komen. Een miniem deel, maar nog altijd een aanzienlijk aantal, komt terecht op een plek met geschikte omstandigheden voor ontwikkeling.
Sporen van veel soorten kunnen tientallen jaren – en er zijn aanwijzingen wel duizenden jaren - onder de grond in het koele, vochtige en donkere milieu overleven. Ze worden weer tot leven gewekt, wanneer ze door verstoring weer aan de oppervlakte komen en aan het licht worden blootgesteld. Een beperkt aantal soorten kan ondergronds ontkiemen in symbiose met schimmels.
Sporen zijn niet het enige voortplantingsmechanisme bij varens. Sommige varens vormen ook uitlopers die tot ver in de omgeving kunnen weglopen. Broedbollen aan de top van het blad of langs de hoofdnerf van het blad vormen direct wortels op het moment dat ze de grond raken en gaan een eigen leven leiden.
Lees verder : Varenvormen