sdfgsdfgsdf
Auteur: KeesH
-
De varenrouwmug
Servaas Koster
In mijn werk als bonenveredelaar heb ik regelmatig te maken met ziekten en plagen. Een daar van is de Varenrouwmug (Sciaridae), gelukkig is dit niet zo’n probleem als verschillenden bacteriën, schimmels en virussen.
In de kas zaaien we ongeveer begin februari bonen voor een tussen-vermeerdering. Eerst zaaien we de zaden in potgrond, daarna maken we ze ziek met schimmels en bacteriën, in sommige kruisingen houden we maar van de 100 planten 15 tot 20 plantjes over. Daarna worden deze planten uitgeplant in emmers, 2 stuks per emmer. Jullie begrijpen wel dat we erg zuinig zijn op deze planten. Op de tabletten waarop deze emmers worden neer gezet, hebben wij plastic neergelegd zodat het water niet gelijk weg loopt. We hebben dan druppelbevloeiing zodat we regelmatig water en bemesting kunnen geven
Op sommige plaatsen blijft er wel eens wat water staan en dan beginnen de problemen. De mugjes komen meteen op deze plaatsen af. Daar staan natuurlijk je mooiste lijnen, en in het begin denk je, het zal wel meevallen. Tot dat je ineens planten ziet staan die wat met hun blad gaan hangen en dan ben je meestal te laat, vooral als op sommige heldere dagen het zonnetje in de kas schijnt. Je pakt dan heel voorzichtig zo’n plantje en op de plaats waar het plantje uit de grond komt zie je in sommige gevallen de maden van de mug er al uit komen.
Volwassen vorm en larve van een VarenrouwmugIn het verleden werd er dan direct gespoten met Parathion, maar gelukkig kunnen we dit mugje tegenwoordig goed biologisch bestrijden met nematoden (dit zijn zeer kleine aaltjes). Deze aaltjes zoeken de larven van de Varenrouwmug op, dringen via natuurlijke lichaamsopeningen naar binnen, en in het lichaam van de muggenlarven zoeken ze het darmkanaal op, doorboren het darmkanaal en dringen naar binnen. Met een specifieke bacterie die ze bij zich hebben doden ze de muggenlarven.
Ook kom ik ze wel eens tegen bij het stekken van Polystichums onder plastic, maar ik heb het idee dat die wat meer kunnen hebben dan bonenplantjes. Verder hoop ik dat ik op de eerste bijeenkomst van de varenvereniging wat vegetatief vermeerderde jonge planten van Polystichum proliferum (Mother shield fern) mee kan nemen zonder Varenrouwmuggen.
Meer over de bestrijding van de Varenrouwmug in Varen Varia nr.3-2009
Artikel uit VarenVaria nr.1 – 2005
-
Varen basics
testkees
-
Wat zijn varens
Varens zijn heel oude planten. Ze komen al voor in meer dan vierhonderd miljoen jaar oude fossielen. Varens dragen geen bloemen. Ze planten zich dan ook niet voort met zaden, ontstaan door bevruchting met stuifmeel van stampers via bijen, kevers, vogels, wind of anderszins
Fossiele varens, foto’s Hans Steur, zie Varenlinks – Paleobotanie – Fossiele planten.
Varens zijn sporenplanten, de nazaten van de eerste (sporen) planten die in de zeer vroege historie van het leven op aarde vanuit het water het land opkwamen.
Het kenmerk van sporenplanten is dat ze geen zaden maar sporen vormen. Uit de sporen groeit eerst een voorkiem (protallium), de gametofyt , waarop zich een mannelijk- en vrouwelijk voortplantingsorgaan bevinden. Onder gunstige omstandigheden kunnen zaadcellen van het mannelijke naar het vrouwelijk orgaan zwemmen om daar een eicel te bevruchten. Uit de bevruchte eicel ontwikkelt zich een nieuwe volwassen plant, de sporofyt.
Er zijn meerdere typen sporenplanten waarvan de varen er één is. Andere bekende sporenplanten zijn Mossen (Bryophyta), Wolfsklauwen (Lycopodiaceae) en Mosvarens (Selaginellales). Ook de Paardenstaarten (Equisetaceae) werden tot voor kort als een aparte familie gezien. Tegenwoordig, na de revolutie van de DNA-analyses en de daarop volgende herindeling van het plantenrijk, blijkt deze familie geheel op te gaan in de familie van de echte varens, de Pteropsida.
Mossen Wolfsklauw Selaginella Equisitum Varens staan vooral bekend om het feit dat het nieuwe blad zich uitrolt en dat de bladeren vaak in een krans staan en daarmee een soort beker vormen. Ook de sporenhoopjes, de sori, aan de achterzijde worden herkend als een belangrijk kenmerk van varens.
Vele uitzonderingen op deze specifieke kenmerken zijn echter in de wereld van de varens voorhanden. Waarover later meer.
Varens zijn heel oud en hebben zich dan ook over de gehele wereld verspreid, van de poolcirkel tot aan de tropische oerwouden en alles wat daar tussen zit. Dus van de uiterste kou tot de grootste hitte en van de hoogste vochtigheid tot de zwaarste droogte. Van in het water tot op het water, van op de grond tot in de bomen.
Een enorme diversiteit aan vormen heeft zich daarbij ontwikkeld in vele geslachten en nog veel meer soorten. Inmiddels zijn naar schatting zo’n 40.000 soorten ontdekt en nog steeds worden nieuwe gevonden.
Varens zijn er in de bekende bekervormen zoals we die veelal in onze tuinen tegenkomen, maar er zijn er ook die met lange wortelstokken voortkruipen en af en toe een blad vormen. Ze staan in de aarde of in rotsen of muren, kruipen over en in de grond, kruipen over takken hoog in de bomen of slingeren zich als echte klimplanten vanaf de grond in die bomen.
Varens kunnen heel klein zijn, vanaf enkele millimeters, maar ook heel hoog, tot wel dertig meter hoog, en alles daar tussenin. Ze hebben bladeren (ook wel bladveren genoemd) van enkele millimeters tot wel acht meter lengte.
Varens staan bekend als groene planten, maar zijn soms ook rood of paars, geel of oranje.
Varens zijn sterke overlevers. Dat kan ook niet anders, als je het al meer dan vierhonderd miljoen jaar op de aarde volhoudt. Ze produceren miljoenen sporen per plant, die elk op zich in staat is uit te groeien tot weer een volwassen varen, die opnieuw miljoenen sporen kan produceren, die opnieuw… en zo verder. Gelukkig gebeurt dat niet, anders zou de aarde verstikt zijn door varens. Het grootste deel van de sporen gaat verloren, omdat ze niet op de goede plek terecht komen. Een miniem deel, maar nog altijd een aanzienlijk aantal, komt terecht op een plek met geschikte omstandigheden voor ontwikkeling.
Sporen van veel soorten kunnen tientallen jaren – en er zijn aanwijzingen wel duizenden jaren – onder de grond in het koele, vochtige en donkere milieu overleven. Ze worden weer tot leven gewekt, wanneer ze door verstoring weer aan de oppervlakte komen en aan het licht worden blootgesteld. Een beperkt aantal soorten kan ondergronds ontkiemen in symbiose met schimmels.
Sporen zijn niet het enige voortplantingsmechanisme bij varens. Sommige varens vormen ook uitlopers die tot ver in de omgeving kunnen weglopen. Broedbollen aan de top van het blad of langs de hoofdnerf van het blad vormen direct wortels op het moment dat ze de grond raken en gaan een eigen leven leiden.
Lees verder : Varenvormen
-
Test Kees
dit is een test
-
Sporen verzamelen
Varens kunnen op verschillende manieren vermeerderd worden. Een aantal varens vermeerdert zich door middel van uitlopers, andere soorten die door middel van broedknoppen.
Willen we alle andere soorten vermeerderen dan zijn we afhankelijk van het vermeerderen door middel van sporen. Dit lijkt een ingewikkelde manier, maar dat valt wel mee. Om teleurstelling te voorkomen is nauwkeurig handelen van belang.
Als we een mooie varen zien die we door middel van sporen willen vermeerden is het aan te bevelen een aantal maatregelen te nemen om te zorgen dat het goed lukt. Het opkweken van varens uit sporen kan een wat langduriger kwestie zijn en dan is het een teleurstelling als de inspanningen voor niets gedaan blijken te zijn. Het vermeerderen door middel van sporen begint met het verzamelen de sporen. Rens Huibers (onze sporenbankbeheerder) laat zijn methode hieronder zien.
stap 1 In een per varensoort wisselende periode van het jaar rijpen de sporen van verschillende soorten varens. Kijk regelmatig of de sporen rijp zijn. De sporen bevinden zich bij de meeste soorten varens onder het blad. Het is niet zo dat in alle gevallen alle bladeren van een plant sporen dragen.
stap 2 Sporen bevinden zich onder het blad in zogenaamde sporenhoopjes (Sori). In deze sporenhoopjes bevinden zich vele sporangia. Dit zijn doosjes die de sporen bevatten.
stap 3 Bij nader beschouwen zijn de sporen licht van kleur en het oppervlak van de sporendoosjes glanzend. Er ligt nog een vliesje over de sporangia. Hier kunnen we nog niets mee, sporen rijpen niet na als het blad geplukt is
stap 4 Bij dit blad zijn de sporen duidelijk donker van kleur. We kijken nog wat preciezer.
stap 5 De sporen zijn donker van kleur. Het dekvliesje (indusium) dat de sporenhoopjes beschermt is teruggeslagen. Wanneer de omstandigheden goed zijn zullen de sporangia zich openen en zullen de sporen vrij komen. De natuurlijke omstandigheden zijn gunstig als het relatief warm en droog weer is. Dit is het moment om de sporen te verzamelen.
stap 6 Als de sporen los gelaten zijn blijven de lege sporangia over. Wanneer u dit aantreft bent u te laat.
stap 7 Nog een keer op een rij: L – R: Rijp – onrijp overrijp.
stap 8
Neem het blad met de rijpe sporen en spoel het voorzichtig af met koud water. Dit wordt gedaan om de eventuele sporen van een andere soort varen kwijt te raken.stap 9
Van het afgespoelde blad worden de delen met de rijpe sporen afgeknipt. De voorkeur heeft het om dit met een schaar te doen die ook afgespoeld is.stap 10
De afgeknipte delen worden op een schone doek gelegd om te drogen.
stap 11
Grondig drogen. Druk de doek stevig op de bladdelen.stap 12
Herhaal het drogen nog een keer als de bladdelen omgedraaid zijn.stap 13
Neem de bladdelen en vouw ze in een schoon stuk papier.stap 14
Sporen invouwen.stap 15
Sporen invouwen.stap 16 Altijd de naam en het liefst ook datum vermelden. Wanneer u de sporen aan anderen geeft vermeld dan ook uw naam.
stap 17
Pakketje met naam.stap 18
Als het blad enige tijd droog bewaard is zullen de sporen los laten.stap 19
En zien we vaak een bruinig poeder liggen. Dit poeder bestaat niet alleen uit sporen maar ook uit sporendoosjes, de sporangia.
stap 20
Met het reinigen van de sporen maken we de kans op een goed zaairesultaat zo groot mogelijk. We moeten het afval (delen van het droge varenblad en losgelaten sporendoosjes) dus kwijt.stap 21
We maken gebruik van het verschillende “gedrag” van sporen en het afval. Als we het papier wat scheef houden en er kleine tikjes tegen geven valt het afval snel naar beneden en blijven de sporen min of meer kleven aan het papier.stap 22
Grovere delen weg nemen met een pincet, schuif de rest van het afval van het papier af.
stap 23
Als resultaat blijven er redelijk schone sporen over.De sporen kunnen nu gezaaid worden,
ga naar Varens zaaien en opkweken.De sporen kunnen ook bewaard worden in een van aluminium folie gevouwen pakketje in de vriezer.
Plak er een sticker met de naam op of stop het pakje in een plastic zakje met de naam erop.
-
Varenvormen
Varens vertonen zich in meerdere gedaanten. We moeten dan onderscheid maken in: groeivormen, bladvormen en sorivormen
Bij de groeivormen in:
- Bekervorm
- Kruipend rizhoom (= wortelstokvorm)
Groeivorm: Bekervorm.
De bekendste vorm is de bekervorm. Uit een centraal punt ontrollen zich in een cirkel om beurten de bladeren. Dat centrale punt, hier te noemen het groeipunt, kan zich in de loop van de jaren uit de grond verheffen en als het ware een kort stammetje vormen. Het groeipunt is het punt waar zowel de bladeren uit komen als ook aan de onderzijde de wortels. Komt het groeipunt te ver boven de grond uit dan loopt de plant de kans om met zijn wortels het contact met de grond te verliezen en niet meer bij het daar aanwezige vocht te komen. Deze zal dan verdrogen en uiteindelijk doodgaan. Ook wordt zo’n plant in gematigde en koude gebieden dan steeds vorstgevoeliger
De “stam” bij een varen bestaat voornamelijk uit de achtergebleven bladscheden rondom een centrale kern, dus uit dood materiaal. Dit in tegenstelling tot de stammen van echte bomen, waarin alleen de kern uit dood materiaal, het hout, bestaat maar zich tussen schors en hout levend materiaal bevindt waar de vaatbundels doorheen lopen, die het vocht met daarin de voedingstoffen naar de bladeren brengen. Door dit dode materiaal, dat veel vocht kan vasthouden, kunnen de wortels vanuit het groeipunt naar beneden naar de grond groeien.
Zijn de omstandigheden zo dat die “stam” permanent vochtig blijft, dan kunnen die wortels blijven groeien in de lengte naar beneden, maar ook in aantal rondom die “stam”. Ze vormen dan uiteindelijk mede de stam, die steeds maar dikker en steviger wordt en steeds moeilijker kan omvallen. Dat soort omstandigheden doet zich voor in permanent vochtige, tropische oerwouden.
Bij ons is dat met de wisseling van de seizoenen niet het geval en kan die diktegroei door wortels niet plaatsvinden en kan de “stam” onvoldoende stevigheid ontwikkelen om zich letterlijk staande te houden. Bij ons vallen ze dan ook om. Of niet, maar dan gaan ze door uitdroging dood. Vallen ze om dan, dan komt het groeipunt weer dicht bij de grond en kunnen de wortels daar weer makkelijk in groeien en is de plant (voorlopig) gered. Sommige varens in deze groep van bekervarens kunnen het op deze manier wel tientallen jaren of nog langer volhouden. Ze “slepen” dan een heel spoor van een dode “stam” achter zich aan en zijn vele decimeters en soms wel meters van hun oorspronkelijke plek “weggelopen”.
In het tropisch oerwoud ontwikkelen de stammen wel voldoende stevigheid zodat ze overeind kunnen blijven staan. Ze kunnen wel dertig meter hoog worden en vele meters in omvang, afhankelijk van de soort. Bij deze bekervormende varens lopen de bladlengtes uiteen van een enkele centimeters tot wel meters lang. Soms wel tot 7 à 8 meter. Deze hebben dan dus een bladkroon van zo’n 15 meter in doorsnede. Bij ons blijven de bladveren beperkt tot gemiddeld zo’n 1, 2 meter met uitschieters bij een enkele soort tot 2,5 meter, bijvoorbeeld de Koningsvaren Osmunda regalis.
Bekervormende varens kunnen aan de voet van de groeipunt uitlopers produceren die nieuwe kronen vormen. In de meeste gevallen blijven die dicht tegen de oorspronkelijk moederplant staan. Ze vormen uiteindelijk grote clusters, waarvan de stammen elkaar ondersteunen, elkaar vochtig houden en dus niet omvallen. Zulke “stoelen” kunnen erg groot en oud worden.
Groeivorm : Kruipend rhizoom
Een ander minder bekende maar wel veel voorkomende vorm is de varen met het kruipend rhizoom ofwel de wortelstok. Varens met een kruipend rhizoom zijn er in twee vormen, zij die op de grond kruipen en zij die in de grond kruipen. In beide gevallen is er geen sprake van een centraal groeipunt, zoals bij de hiervoor beschreven bekervorm, maar vindt de groei plaats aan het eindpunt van dat rhizoom. Afhankelijk van de soort ontspruit daar om de zoveel centimeter een blad. Op den duur staan er in een groeiseizoen een flink aantal bladeren met enige afstand van elkaar op het zich voortkruipende rhizoom. Het rhizoom blijft in zijn geheel levend materiaal waaruit de wortels lopen.
Bij op de grond kruipende soorten staan die wortels logischerwijs aan de onderzijde van het rhizoom, de grondkant, en de bladeren aan de bovenkant aan de open lucht, de zonkant.
Bij in de grond kruipende soorten kunnen wortels aan alle zijden aanwezig zijn, alsook de bladeren. Maar omdat de bladeren naar de lucht en de zon toe moeten, groeien zij direct omhoog de grond uit.
Bij op de grond groeiende rhizoomvormen is het rhizoom dik en vlezig van gedaante. Bij, in de grond groeiende is dat veel minder en heeft het rhizoom meer een dunne vezelige vorm.
De dikke vlezig gedaante is nodig om voldoende vocht te kunnen vasthouden in de situatie waar relatief veel zon en wind proberen de wortelstok uit te drogen.
Rhizomen onder de grond vertakken zich over het algemeen gemakkelijk, zodat een heel netwerk van over elkaar heen groeiende rhizomen kan ontstaan: een soort matvorming.
Bovengronds groeiende rhizoomvormen zijn meestal varens die van oorsprong leefden, en ook nu nog kunnen leven, op de bemoste stammen van bomen. Zij leefden epifytisch, maar hebben zich in de loop van de evolutie aangepast aan een leven op de grond. Bij ons zijn de eikvarens, Polypodium vulgare en Polypodium interjectum daarvan de vertegenwoordigers.
Ondergronds groeiende rhizoomvormen komen bij ons voor bij de zeldzaam voorkomende beukvarens, Gymnocarpium dryopteris en Gymnocarpium robertianum.
Bladvormen.
Net als zaadplanten kennen ook de varens zeer vele bladvormen. Eén ding onderscheidt varenbladeren van de bladvormen van zaadplanten: varenbladeren ontrollen zich (op enkele uitzonderingen na).
Varenbladeren kunnen op een heel korte -enkele millimeters- of heel lange steel –tot wel 2 meter- staan en alle lengtes daar tussenin. Met de steel wordt hier het gedeelte tussen het groeipunt en de bladveer bedoeld. Veelal zijn die bladstelen geschubd of behaard. Deze beschubbing/beharing beschermt het jonge uitrollende blad tegen uitdroging en/of vraat.
Die schubben of haren hebben per soort een eigen vorm en/of kleuring en/of celpatroon waaraan de plant te herkennen en te determineren is.
Boven op de bladsteel staat de bladschijf. De bladschijf kan een gesloten simpel blad zijn, zoals bij tongvarens, of vele keren opgedeeld en/of ingesneden. Ze kunnen onder andere lancet- of handvormig zijn.
De belangrijkste vormen vindt u hier onder:
Illustratie Edgar PaultonSorivormen.
Varens produceren sporen en die moeten ergens op de varens aanwezig zijn en kunnen groeien.
Dat doen ze in de sporenblaasjes, de sporangia, die op hun beurt weer met velen in de sporenhoopjes, de sori zitten.
De meest voorkomende plek van deze sori is aan de onderzijde van de bladeren. Deze sori groeien op alle mogelijk plekken aan die onderzijde van de bladeren én hebben vele vormen.
Die plekken, en met name de vorm van de plekken, zijn kenmerkend voor de geslachten en soorten. Ze zijn mede afhankelijk van het nervenpatroon in het blad. Sori zitten meestal op de laatste deelblaadjes van het blad. Daar kunnen ze tegen de hoofdnerf, tegen de zijnerf, tegen de rand of verspreid over het blad liggen.
De sori kan de vorm van een ronde stip, een komma, een streepje of zelfs een hele lijn hebben.
Er zijn soorten met onderscheiden fertiele en niet fertiele veren (vb. Blechnum spicant). Ook zijn er soorten met aparte sporenaren bedekt met sporenblazen ( vb Matteucia, Bottrichium, Ophioglossum, Osmunda).
Lees verder: Voortplanting van varens
-
Wat zijn varens
Varens zijn heel oude planten. Ze komen al voor in meer dan vierhonderd miljoen jaar oude fossielen. Varens dragen geen bloemen. Ze planten zich dan ook niet voort met zaden, ontstaan door bevruchting met stuifmeel van stampers via bijen, kevers, vogels, wind of anderszins
Fossiele varens, foto’s Hans Steur, zie Varenlinks – Paleobotanie – Fossiele planten.
Varens zijn sporenplanten, de nazaten van de eerste (sporen) planten die in de zeer vroege historie van het leven op aarde vanuit het water het land opkwamen.
Het kenmerk van sporenplanten is dat ze geen zaden maar sporen vormen. Uit de sporen groeit eerst een voorkiem (protallium), de gametofyt , waarop zich een mannelijk- en vrouwelijk voortplantingsorgaan bevinden. Onder gunstige omstandigheden kunnen zaadcellen van het mannelijke naar het vrouwelijk orgaan zwemmen om daar een eicel te bevruchten. Uit de bevruchte eicel ontwikkelt zich een nieuwe volwassen plant, de sporofyt.
Er zijn meerdere typen sporenplanten waarvan de varen er één is. Andere bekende sporenplanten zijn Mossen (Bryophyta), Wolfsklauwen (Lycopodiaceae) en Mosvarens (Selaginellales). Ook de Paardenstaarten (Equisetaceae) werden tot voor kort als een aparte familie gezien. Tegenwoordig, na de revolutie van de DNA-analyses en de daarop volgende herindeling van het plantenrijk, blijkt deze familie geheel op te gaan in de familie van de echte varens, de Pteropsida.
Mossen Wolfsklauw Selaginella Equisitum Varens staan vooral bekend om het feit dat het nieuwe blad zich uitrolt en dat de bladeren vaak in een krans staan en daarmee een soort beker vormen. Ook de sporenhoopjes, de sori, aan de achterzijde worden herkend als een belangrijk kenmerk van varens.
Vele uitzonderingen op deze specifieke kenmerken zijn echter in de wereld van de varens voorhanden. Waarover later meer.
Varens zijn heel oud en hebben zich dan ook over de gehele wereld verspreid, van de poolcirkel tot aan de tropische oerwouden en alles wat daar tussen zit. Dus van de uiterste kou tot de grootste hitte en van de hoogste vochtigheid tot de zwaarste droogte. Van in het water tot op het water, van op de grond tot in de bomen.
Een enorme diversiteit aan vormen heeft zich daarbij ontwikkeld in vele geslachten en nog veel meer soorten. Inmiddels zijn naar schatting zo’n 40.000 soorten ontdekt en nog steeds worden nieuwe gevonden.
Varens zijn er in de bekende bekervormen zoals we die veelal in onze tuinen tegenkomen, maar er zijn er ook die met lange wortelstokken voortkruipen en af en toe een blad vormen. Ze staan in de aarde of in rotsen of muren, kruipen over en in de grond, kruipen over takken hoog in de bomen of slingeren zich als echte klimplanten vanaf de grond in die bomen.
Varens kunnen heel klein zijn, vanaf enkele millimeters, maar ook heel hoog, tot wel dertig meter hoog, en alles daar tussenin. Ze hebben bladeren (ook wel bladveren genoemd) van enkele millimeters tot wel acht meter lengte.
Varens staan bekend als groene planten, maar zijn soms ook rood of paars, geel of oranje.
Varens zijn sterke overlevers. Dat kan ook niet anders, als je het al meer dan vierhonderd miljoen jaar op de aarde volhoudt. Ze produceren miljoenen sporen per plant, die elk op zich in staat is uit te groeien tot weer een volwassen varen, die opnieuw miljoenen sporen kan produceren, die opnieuw… en zo verder. Gelukkig gebeurt dat niet, anders zou de aarde verstikt zijn door varens. Het grootste deel van de sporen gaat verloren, omdat ze niet op de goede plek terecht komen. Een miniem deel, maar nog altijd een aanzienlijk aantal, komt terecht op een plek met geschikte omstandigheden voor ontwikkeling.
Sporen van veel soorten kunnen tientallen jaren – en er zijn aanwijzingen wel duizenden jaren – onder de grond in het koele, vochtige en donkere milieu overleven. Ze worden weer tot leven gewekt, wanneer ze door verstoring weer aan de oppervlakte komen en aan het licht worden blootgesteld. Een beperkt aantal soorten kan ondergronds ontkiemen in symbiose met schimmels.
Sporen zijn niet het enige voortplantingsmechanisme bij varens. Sommige varens vormen ook uitlopers die tot ver in de omgeving kunnen weglopen. Broedbollen aan de top van het blad of langs de hoofdnerf van het blad vormen direct wortels op het moment dat ze de grond raken en gaan een eigen leven leiden.
Lees verder : Varenvormen
-
Varen basics
Wat zijn varens